De banenafspraak is inmiddels meer dan 10 jaar oud. Ze stamt uit de tijd dat begrippen als “mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt” en “inclusieve” werkgevers werden geïntroduceerd. Beide begrippen mogen wat mij betreft de prullenmand in.

Spreken over “mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt” past ook bij een begrip als “startkwalificatie” om te kunnen werken. Daarmee lijkt men te willen zeggen dat je zonder een “startkwalificatie” nergens toe in staat bent. Dan is er een “afstand tot de arbeidsmarkt”. De werkelijkheid is gelukkig anders.

Van de jongeren zonder startkwalificatie op de leeftijd van 20-25 jaar is 73% aan het werk, van de jongeren met “startkwalificatie” is dat 90%. Weliswaar een verschil, maar de veronderstelling dat je hopeloos aan de kant staat wanneer je niet minimaal een havo- of mbo-2-diploma hebt, blijkt onzin.

Het hebben van een diploma zegt dus lang niet alles over arbeidsmarktkansen. Een diploma is daarvoor zelfs een betrekkelijk beperkte indicator. Het zegt wel iets over de competenties van mensen, maar geeft daar een onvolledig en vooral onscherp beeld van. Het levert op zijn best een vage foto van wat mensen echt in hun mars hebben. Elke werkgever ervaart dat bij het aantrekken van nieuwe mensen. Dat is toch vaak maar een gok wanneer je moet uitgaan van alleen maar CV’s.

Vandaag de dag zien we gelukkig vele nieuwe initiatieven om competenties beter en veel scherper waar te nemen. Technologie helpt daarbij, zoals nieuwe tech-bedrijvigheid op de markt van recruitment en matching van aanbod en vraag naar werk laat zien. Het is nu mogelijk een vaardigheden-profiel met benutting van digitale en AI-technologie accuraat en snel op te (laten) stellen. En wat van je gevraagd wordt in een baan, kan worden aangegeven in daarvoor benodigde vaardigheden(-taal).

Zo kunnen matches van aanbod en vraag op de arbeidsmarkt plaatsvinden op basis van vaardigheden. Dat geeft ook een boost aan scholing. Mensen krijgen veel meer mogelijkheden voor ander werk wanneer duidelijk wordt welk werk binnen hun bereik komt met een beetje sleutelen aan één of meer van hun vaardigheden. Voor werkgevers wordt de vijver aan geschikte kandidaten voor hun vacatures groter. Het mooie van deze ontwikkeling is dat voor iedere persoon arbeidsmarktkansen zijn weggelegd. Met “startkwalificatie” of zonder, elke persoon heeft talenten en vaardigheden. Voor niemand hoeft de arbeidsmarkt meer onbereikbaar te zijn. Er ís geen afstand tot de arbeidsmarkt meer.

In het verlengde hiervan moet je het hanteren van de uitdrukking “inclusieve” werkgevers zien. Met “inclusieve” werkgevers worden werkgevers bedoeld die – anders dan andere werkgevers – bepaalde mensen niet uitsluiten. Dat doen “niet-inclusieve” werkgevers blijkbaar wel. Het zo kwalificeren van twee typen werkgevers, is symptoom van een onderliggend groter probleem. Want met “inclusie” wordt vooral benadrukt dat er groepen mensen zijn die als uitgesloten moeten worden beschouwd. Daar zit het probleem.

Met een stempel op het hoofd als uitgeslotene worden mensen weggezet als slachtoffers, waar wat mis mee is. Individuele mensen worden zo niet meer als individu bejegend, maar gebrandmerkt door het collectief waartoe ze worden gerekend. Praten in het jargon van “inclusie” heeft dus een groot negatief neveneffect: het zet individuele mensen op groepskenmerken weg en verslechtert hun arbeidsmarktkansen. Zoals hiervoor gezegd, heeft elk mens talenten en vaardigheden. Met het identificeren daarvan wordt niemand meer gestigmatiseerd en bij voorbaat op de reservebank geplaatst. Des te eerder hier de steven wordt gekeerd, des te beter.

Nu weet ik dat de transitie naar een “vaardigheden”- arbeidsmarkt nog verre van voltooid is. Banenafspraken en een beroep op “inclusieve” werkgevers zijn in de afgelopen 10 jaar nodig gebleken. En het is goed te zien dat zoveel werkgevers hierbij betrokken zijn. Daarvoor verdienen ze alle lof. Maar dit “doelgroepen” arbeidsmarktbeleid is een bypass van een niet vloeiend functionerende arbeidsmarkt. Zo’n bypass is second best beleid. We moeten en kunnen naar een first best aanpak, waarbij voor iedereen die wil werken én werkgevers een veel betere toekomst gloort. Laten we daarmee aan de slag gaan. Hopelijk bereikt dit inzicht ook het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de in Nederland zo befaamde “sociale partners”.

*Cees Oudshoorn is Voorzitter Bestuur Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk!