Het is alweer twaalf jaar geleden dat Mark Rutte en Diederik Samsom glommen van trots. Het was de twee politieke tegenstanders gelukt om elkaar de hand te reiken. In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ legden ze uit dat ze met deze samenwerking het beste in elkaar naar boven haalden.

‘De ene partij is beducht voor een overheid die in de weg loopt. De andere partij vreest een overheid die mensen in de steek laat. (…) Samen kiezen we voor (…) een betrouwbare overheid die kansen biedt en grenzen stelt; die optimaal beschermt en minimaal belemmert.’

In deze politieke periode werd ‘participatie’ een modewoord. Hiertoe moest de arbeidsmarkt flink worden hervormd. Een nieuwe Participatiewet moest ervoor zorgen dat ‘niemand meer tussen wal en schip raakte’. Op Prinsjesdag introduceerde de Koning het ideaal van de participatiesamenleving. Er werden mooie woorden gesproken over mensen die eigen keuzes willen maken, hun eigen leven willen inrichten en voor elkaar willen zorgen.

Om dat mogelijk te maken moesten sociale voorzieningen dichtbij mensen worden georganiseerd. De verantwoordelijkheid om mensen in de bijstand of met een arbeidsbeperking aan werk te helpen werd bij gemeenten en sociale partners gelegd. Die verschuiving ging gepaard met forse bezuinigingen op het re-integratiebudget. Vanuit de gedachte dat dankzij de nieuwe participatiewet mensen van beschut werk de reguliere arbeidsmarkt op konden, werd gestopt met nieuwe instroom in de sociale werkvoorzieningen.

En dan was er nog een banenafspraak voor mensen met een arbeidsbeperking – een soort springplank om van de participatiewet op de reguliere arbeidsmarkt te belanden. Maar in de praktijk betekende het vooral ook dat het recht op werk voor mensen met een arbeidsbeperking werd geschrapt en grotendeels werd afgewenteld op de markt.

Hoe kijken we nu terug op al deze voornemens – is de belofte van een betrouwbare overheid, die optimaal beschermt en minimaal belemmert, uitgekomen?

Inmiddels weten we dat veel mensen – alle mooie woorden ten spijt – de dupe zijn geworden van de hervormingen op de arbeidsmarkt. De participatiewet bleek zo harteloos te zijn opgezet, dat veel mensen in de problemen werden gedrukt. Was het doel dat niemand meer tussen wal en schip belandde, onder het nieuwe gesternte werden veel mensen tussen wal en schip vermorzeld. We kennen allemaal de voorbeelden van de boete op gekregen boodschappen, de straf op samenwonen, de verplichte tegenprestatie en het inhouden van maandloon na het maken van een foutje. Ook bleek de hoogte van de uitkeringen eigenlijk ontoereikend te zijn voor het garanderen van minimale bestaanszekerheid. Inmiddels liggen er verbetervoorstellen op de plank waarmee de hardheden uit de participatiewet worden gehaald, er wordt nagedacht over een fundamenteel ander stelsel dat uitgaat van vertrouwen en dat simpel en menselijk is, en wordt er gewerkt aan een bijbehorende cultuuromslag.

En wat is er terechtgekomen van de banenafspraak? Dit leek cijfermatig verrassend goed te gaan. Vooral werkgevers uit het bedrijfsleven hielden zich aan de afspraak. Tot nu toe zijn 85.665 extra banen gecreëerd. Maar afgelopen jaar is de klad erin gekomen en is het doel niet gehaald. In samenwerking met het veld wil het nieuwe kabinet alle zeilen bijzetten om de banenafspraak alsnog te halen. Dat is een hoopvol perspectief voor de 40.000 mensen die nog in de eindsprint aan werk worden geholpen. Maar dat vraagt dan wel om betere ondersteuning van werkgevers, met bijvoorbeeld een no-riskpolis die kosten dekt bij ziekte. En als we een écht inclusieve arbeidsmarkt willen, dan moeten we niet alleen kijken naar de cijfers. Er is pas sprake van bestaanszekerheid als mensen in een gecreëerde baan tenminste het minimumloon verdienen en werkgevers daarvoor kunnen rekenen op loonkostensubsidie.

Een grote zorg, waar ook de Arbeidsinspectie op wijst in recent onderzoek, is dat er ook een hele grote groep is die op papier dan wel in aanmerking komt voor de banenafspraak, maar hier in de praktijk helemaal geen reële kans op heeft. Dat leidt tot onnodige en oneerlijke druk op hen om aan regulier werk te komen. En wat te denken van de mensen voor wie regulier werk geen reële optie is, maar die ook niet in aanmerking komen voor de banenafspraak? Die vallen al helemaal tussen wal en schip.

Wil de overheid mensen echt optimaal beschermen en minimaal belemmeren, dan wordt het tijd om serieus werk te maken van de introductie van basisbanen, waarmee iedereen weer recht krijgt om betekenisvol werk te kunnen doen. Geef gemeenten voldoende financiële middelen om daar invulling aan te geven in samenwerking met (sociale) ondernemingen, ontwikkelbedrijven en maatschappelijke organisaties. En zorg ervoor dat mensen met een basisbaan passend werk kunnen doen, voldoende begeleiding krijgen en gemakkelijker kunnen switchen van een basisbaan naar regulier werk en andersom. Pas als niemand tussen wal en schip valt, kunnen we weer glimmen van trots.

*Noortje Thijssen is directeur van het wetenschappelijk bureau van Groen Links. Foto: Gabriela Hengeveld