Voor hevig stotterende werknemers is er helemaal niks geregeld

“Blijf werken aan je spraakhandicap”, noteerde mijn chef in een functioneringsverslag. De hoofdredactie van die kwaliteitskrant: “Vanwege je stotteren heb je hier maar een beperkte ontwikkelingsmogelijkheid.” Een collega, toen ik vertelde dat er best te leven én werken valt met stotteren: “Haha, dat zou pas emancipatie zijn, een stotterende journalist.” Alsof ik een grap maakte…

Toen ik jaren achtereen geïsoleerd werd in spraakarme functies (enkel redigeren) en vervolgens maar uit eigen beweging vertrok bij deze krant met een nagenoeg handicapvrij personeelsbestand, vroeg ik me af: zou een werknemer die doof is ook steeds te horen krijgen ‘blijf werken aan je gehoor’?

Wat zegt de wetenschap? 5-17 procent van de mensen die nu leven stotterde ooit. Herstel vindt meestal plaats vóór het zevende jaar. Stotterende kinderen groeien er, ook zonder hulp, meestal overheen. Herstel bij pubers en volwassenen kan, maar is vrij zeldzaam. Eén procent van de bevolking blijft stotteren (cijfers uit de Richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Stottertherapie).

Ondanks deze feiten, heerst op de arbeidsmarkt nog steeds het misverstand dat ook volwassenen zoals ik er met wat inspanning vanaf kunnen komen. De stotterindustrie (professionals, maar ook een groeiend aantal zelfbenoemde ‘genezers’) vaart wel bij deze ‘handel in hoop’. Werkgevers die een stotterende werknemer zien ploeteren, zeggen dan al gauw: “Blijf werken aan je spraakhandicap.”

Ik probeerde de zoveelste therapie. Duizenden euro’s lichter (uit eigen zak, tijdens vakanties), stotterde ik nog steeds. Toen ik de plaatsvervangend hoofdredacteur vertelde dat het best mogelijk is om stotterend te interviewen, eventueel met hulpmiddelen, schudde ze meewarig haar hoofd: “Een andere rol binnen de redactie is niet realistisch. Dat komt door het stotteren, wat zowel interne als externe communicatie bemoeilijkt.”

Mijn chef: “Ik snap dat wel, het is gewoon een rothandicap.” Ondanks deze tegenwerking, interviewde ik soms in eigen tijd. Kwam ik met de kopij terug, dan was de vraag steevast: hoe deed je dat? “Gewoon, sprekend zoals ik nu toch ook doe”, verdedigde ik me dan.

Niemand die vroeg wat ik nodig had. Mijn grootste handicap was niet het stotteren, ontdekte ik gaandeweg, maar de intolerante omgang. Er viel een last van mijn schouders toen ik ontslag nam. In de maanden daarna sprak ik meer dan in de jaren daarvoor. Stotterend, ja, maar ook zelfverzekerder. Ik voelde me minder bezwaard én minder gehandicapt. Bevrijd uit een spraakarm isolement.

VNO-NCW timmert met ‘Op naar de 125.000 banen’ hard aan de weg voor mensen met een beperking. Helaas worden hevig stotterende werkzoekenden hier niet in meegenomen. Zij staan niet in het zogeheten Doelgroepregister. Voor slechtzienden en slechthorenden is er van alles geregeld. Slechtsprekenden staan bij niemand op de radar. Die moeten vooral met zichzelf aan de slag.

Wat doen we eigenlijk met werkgevers die de last van een beperking juist verzwaren? Mijn voorstel: houd deze organisaties niet aan een quotum, maar verbied ze om mensen met een beperking aan te nemen. Juist als het lichamelijk of mentaal niet altijd even meezit, heb je nood aan een veilige, sociale en motiverende werkomgeving.

Tegen een werkgever die dat niet kan bieden, zoals die ene redactie, zou ik willen zeggen: “Blijf werken aan je beperkte blik op mensen met een handicap.”

* Steven de Jong is zelfstandig redacteur (www.stevenschrijft.nl). Samen met Abigail Koopmans en Esma Curuk schreef hij het boek De kracht van het verschil – naar een diverse en inclusieve werkvloer. Daarin ook zijn recente onderzoek ‘Stotterend solliciteren’ dat hij uitvoerde in samenwerking met Start Foundation en Stichting Support Stotteren