Volgens de cijfers heeft ongeveer 30% van de mensen die blind of slechtziend zijn betaald werk. Al jaren richt men daarom de pijlen op de 70% die thuis zit. Werkervaringsplekken, snuffelstages, participatiebanen en jobcrafting worden ingezet om mensen aan een betaalde baan te helpen. Maar hoe komt het toch, vraag ik me af, dat slechtziende en blinde mensen met betaald werk minder doorgroeien, en niet zelden na jaren alsnog uitvallen?

Het begon met de telefonisten. Na een tijd kwamen er digitale telefooncentrales, breidde de functie zich uit met receptietaken en kreeg iedereen een doorkiesnummer en een mobiele telefoon. Van de baan bleef weinig over. Of denk bijvoorbeeld aan de automatisering. Jaren geleden was een baan in de ICT het helemaal. Met je aangepaste computer kon je immers alles. Tot Windows met een steeds hoger werktempo en meer grafische toepassingen hun intrede deden. Ineens waren mensen met spraak en braillesoftware langzamer dan hun collega’s, liepen ze vast bij werkzaamheden en stroomde een deel weer uit dit werkveld.

Hetzelfde heeft zich voorgedaan bij de politie. Men bedacht dat mensen die goed waren in luisteren van grote betekenis konden zijn bij politiewerk. Heel wat telefoontaps werden door blinde ‘luistervinken’ succesvol verricht. Maar ook hier zorgden de ICT-systemen, reorganisaties en werkdruk ervoor dat het lastiger werd om te blijven functioneren. Ten slotte denk ik aan de overheid. Ook daar probeert men het percentage arbeidsbeperkten te halen.

Meer ondersteuning nodig

De laatste decennia zijn heel wat visueel beperkte beleidsmedewerkers en juristen ingestroomd bij ministeries en uitvoeringsorganisaties. Ook ik startte mijn loopbaan ruim twintig jaar geleden bij de Rijksoverheid als beleidsmedewerker. Door veranderingen binnen (overheids)organisaties ondervind ik tegenwoordig dat het werk vaak anders wordt ingericht, waardoor meer ondersteuning nodig is. Maar hoe organiseer je dat binnen je werk, terwijl je ziet dat collega’s onder grotere druk staan dan vroeger?

Het valt me op dat er veel aandacht is voor de toeleiding naar werk, maar dat ondersteuning bij vervolgstappen, die doorgroei mogelijk zouden maken, ontbreekt. Mijn indruk is dat veel visueel beperkte werkenden door het gebrek aan steun bij het nemen van carrièrestappen, blijven zitten waar ze begonnen zijn. Meestal lukt het wel om door de opgedane ervaring door te groeien naar stap twee, maar dan lijkt de energie om de carrièreladder verder te beklimmen op te zijn.

Niet dat men niet wil, ambitie en doorzettingsvermogen genoeg! Bovendien lijkt het er vanuit mijn eigen ervaring op, dat naarmate je werk complexer wordt, de mogelijkheid om al je taken autonoom uit te voeren afneemt. Je voelt je steeds meer een schilder waarvan de arm door een ander wordt bewogen. Je werkzaamheden beperken zich tot het schuren en de grondverf. Het schilderen van het prachtige kleurenpallet dat je vroeger maakte, is buiten je bereik gekomen.

Carrièreladder

Bovenstaande vormt waarschijnlijk een verklaring waarom er nogal wat mensen met een visuele beperking kiezen voor een eigen bedrijf. Daarin kan je alles immers precies regelen zoals dat voor jou nodig is. Uiteraard zijn er ook in de groep blinde en slechtziende werkenden mensen die het lukt de carrièreladder wél te beklimmen. Niet toevallig, denk ik, zijn dit vaak mannen. Zeker wanneer zij een ziende partner hebben, die zelf geen fulltime baan heeft, zie je dat deze een cruciale rol speelt. De partner is de personal assistant, voorlezer of chauffeur die de drempels slecht.

Ik durf de stelling wel aan dat ik als werkende, blinde vrouw een meerlaags glazen plafond tref op mijn pad. Mijn ziende echtgenoot heeft zelf een drukke fulltime baan. Je wil niet weten hoe vaak hij ondanks dat de rol van personal assistant vervult. Hij geeft mij het behulpzame zetje om te proberen verder op de carrièreladder te komen. Alleen lijkt het wel of die ladder steeds harder wiebelt bij het klimmen. Ik moet me veel steviger vasthouden dan mijn ziende collega’s, die moeiteloos doorstappen naar de volgende trede. Iedere beweging die ik maak, levert het risico eraf te vallen.

Dat moet toch anders kunnen? Waarom ontbreekt er een trede op de weg omhoog? Vermoedelijk is de groep die graag verder wil simpelweg te klein. Welke oplossingen zijn denkbaar om dit gat te dichten? Zou voor die kleine groep meer begeleiding in de vorm van coaching mogelijk zijn of een financieel potje kunnen worden gecreëerd, waaruit structurele ondersteuning kan worden betaald? Bij dit laatste doel ik niet op de door het UWV betaalde voorleeshulp. De ondersteuning strekt namelijk verder dan voorlezen. Wanneer het je toch lukt de ladder te beklimmen, komt het weer goed. In leidinggevende posities heeft iedereen namelijk een secretaresse die ondersteuning biedt. Er gloort dus hoop aan de horizon. Ik denk dat het tijd is deze kloof te overbruggen, zodat blinde ambitie gezien, gebruikt en gewaardeerd wordt!

_________

Ellen Koudijs werkt als beleidsmedewerker bij een overheidsorganisatie en is actief voor de Oogvereniging. Deze vereniging zet zich in voor de belangen van mensen met een oogaandoening én mensen met een oogaandoening in combinatie met een gehoorbeperking.

.