Als het gaat over inclusie in Nederland gaat de discussie de afgelopen tijd vooral over het kabinetsvoorstel een loondispentatiesysteem in te voeren. De staatssecretaris werkt op dit moment haar voorstellen uit. De komende weken peilt ‘Op naar de 100.000 banen’ de verschillende meningen via een serie columns rond de vraag: waar moet een nieuw systeem aan voldoen om de doelstellingen uit de Banenafspraak te halen en Nederland inclusiever te maken? Vandaag: Dick Houtzager, collegelid bij het College voor de Rechten van de Mens.

 

De plannen van het kabinet voor loondispensatie stuiten op veel bezwaar van belangenorganisaties, mensen met een beperking en zelfs werkgeversorganisaties. Ook vanuit het oogpunt van mensenrechten is er het nodige op aan te merken.

Mensen met een arbeidsbeperking ontvangen nu een volledig salaris van de werkgever. Als ze een beperkte loonwaarde hebben omdat ze minder productief zijn, kan de werkgever daarvoor een subsidie krijgen. Zo’n systeem van loonkostensubsidie is een maatregel die vaker wordt toegepast. Zo is er een loonkostenvoordeel ingevoerd voor werkgevers die een jongere tussen de 18 en 22 jaar in dienst nemen. Met die subsidie compenseert het ministerie van Sociale Zaken werkgevers voor de extra kosten die de afschaffing van het wettelijk minimumjeugdloon in 2016 met zich meebracht.

In de plannen voor loondispensatie vervalt de subsidie voor werkgevers. Die hoeven aan de werknemer alleen nog de daadwerkelijke loonwaarde te betalen, ook als het salaris daarmee onder het wettelijk minimumloon (WML) uitkomt. De werknemer kan dan bij de gemeente een uitkering als aanvulling op het loon aanvragen, om daarmee op het niveau van het WML te komen.

Het College voor de Rechten van de Mens kijkt kritisch naar deze plannen van de staatssecretaris van Sociale Zaken. Twee vragen dringen zich op: is de achteruitgang ten opzichte van bestaande rechten gerechtvaardigd en is het gelijkheidsbeginsel gewaarborgd?

Volgens afspraken die Nederland internationaal heeft gemaakt, moeten sociale en economische rechten geleidelijk gerealiseerd worden. Met de loonkostensubsidie is een sociaal recht in het leven geroepen. Uitgangspunt daarbij is dat er geen maatregelen zijn toegestaan die een teruggang in rechten inhouden. Alleen als de regering een objectieve rechtvaardiging voor de teruggang kan aantonen, alternatieven heeft onderzocht en de maatregel doeltreffend invoert om de positie van mensen te verbeteren, kan een ingreep in het bestaande rechtenniveau acceptabel zijn.

Achteruitgang bestaande rechten
Uit de plannen die in de hoofdlijnennotitie van de staatssecretaris staan, wordt als doel van de loondispensatie genoemd het verbeteren van de werkgelegenheid van mensen met een beperking. Met de vrijgekomen gelden die na de afschaffing van de loonkostensubsidie beschikbaar komen, kunnen gemeenten meer beschut werkplekken realiseren. Echter, de vraag hoe gemeenten dat zouden moeten doen, is niet uitgewerkt. Verder blijkt uit een analyse van het Centraal Planbureau dat de maatregel een gering effect zal hebben op de werkgelegenheid voor mensen met een beperking. Mijns inziens schiet de rechtvaardiging voor de maatregel daarmee tekort.

Gelijkheidsbeginsel
Het recht op gelijke behandeling houdt in dat staten geen maatregelen mogen nemen die discriminatie en ongelijke behandeling van groepen tot gevolg hebben. De invoering van loondispensatie betekent dat een grote groep mensen met een arbeidsbeperking niet langer het WML ontvangt. Het maakt dat zij, in vergelijking met werknemers zonder beperking, anders behandeld worden. Dat is voor veel mensen in die situatie moeilijk te verteren; het gevaar van stigmatisering ligt op de loer. Daarnaast moeten zij extra handelingen verrichten om een aanvulling op hun inkomen te krijgen, omdat zij deze moeten aanvragen bij de gemeente. Het feit dat zij een andere loonwaarde hebben dan hun collega’s rechtvaardigt niet een beloning onder het WML. Afwijking van het gelijkheidsbeginsel vraagt om een stevige rechtvaardiging. Het streven naar een betere werkgelegenheid via beschut werkplekken is op het oog te mager om dat beloningsverschil te rechtvaardigen.

Na bezwaren van belangenorganisaties en vragen uit de Kamer heeft de staatssecretaris laten weten dat ze onderzoekt of de maatregel aangepast kan worden. Met het bovenstaande in het achterhoofd volgt het College voor de Rechten van de Mens de ontwikkelingen op dit onderwerp op de voet.

Dick Houtzager is collegelid bij het College voor de Rechten van de Mens