Ik werd echt heel blij van het voornemen om de banenafspraak te vereenvoudigen. In de huidige krappe arbeidsmarkt hebben we echt iedereen nodig en staan er voldoende vacatures open die ook heel goed kunnen worden ingevuld door werkzoekenden met een zogenaamde afstand tot de arbeidsmarkt. In het voorstel mis ik echter de daadwerkelijke versimpeling.

Voor werkgevers is het dan ook geen vraag meer óf er inclusief gewerkt moet worden maar hoe. Dat blijkt onder andere uit de actieverklaring om meer mensen met een beperking in dienst te nemen, die MKB-voorman Jacco Vonhof onlangs heeft aangeboden aan staatssecretaris Nobel. Alles wat we kunnen doen om de regelingen rondom de banenafspraak te vereenvoudigen is dan meer dan welkom.

Wanneer ik echter het wetsvoorstel vereenvoudiging banenafspraak dat voorligt lees, mis ik de daadwerkelijke vereenvoudiging. Ik lees met name dat de doelstelling voor overheid werkgevers en bedrijfsleven wordt samengevoegd, dat de boete voor het niet nakomen van de afspraken in werking treedt en dat er een aantal – goede – wijzigingen zijn met betrekking tot het loonkostenvoordeel. Al met al echter een vrij theoretische benadering, waarbij voorbijgegaan wordt aan de praktijk. De echte versimpeling met als doel meer mensen (die nu nog langs de kant staan) te begeleiden naar werk, wordt uit de weg gegaan..

Want als we echt als uitgangspunt stellen dat we meer mensen aan het werk willen helpen, zouden een aantal andere vereenvoudigingen veel meer effect hebben. Dat begint met de doelgroep die onder de banenafspraak valt. Nu zijn daar allerlei criteria voor waar de gemiddelde werkgever geen zicht op heeft, terwijl iedereen die in deze arbeidsmarkt twee jaar of langer niet aan het werk is per definitie een afstand tot die arbeidsmarkt heeft.

Dat lost direct een ander probleem op; het doelgroepenregister waar mensen die onder de banenafspraak vallen in geregistreerd staan is zo enorm vervuild dat eigenlijk niemand meer weet wie er nu in staat en wie er überhaupt kan werken. Uit een recent onderzoek van de arbeidsinspectie blijkt dat een groot deel van de geregistreerden dat namelijk helemaal niet meer kan.

Gemeenten krijgen slechts een keer per jaar een fysieke uitdraai van het register, werkgevers hebben er al helemaal geen zicht op en de enige die zich kan uitschrijven uit het register is de geregistreerde zelf. Door de bijstand en de wajong als uitgangspunt te nemen is een separaat register echter niet meer mogelijk.

Zorg er vervolgens voor dat werkgevers inzicht hebben in bestanden en cv’s met vaardigheden kunnen inzien. Dat kan heel goed via het UWV-systeem werk.nl dat door veel gemeenten niet gevuld wordt omdat dat dubbele invoer vraagt. Wanneer je echter zorgt dat het wel gevuld wordt gaan werkgevers zelf meedenken en zoeken.

De grootste vereenvoudiging valt echter te behalen bij het toekennen van de loonkostensubsidie. Een draak van een systeem waarbij een arbeidsdeskundige periodiek de werknemer verteld hoeveel hij of zij waard is en hoeveel subsidie de werkgever krijgt voor verminderde arbeidsproductiviteit. Mensonterend voor de werknemer en onzeker voor de werkgever omdat het ieder jaar kan wijzigen en altijd discutabel is.

We weten echter dat de gemiddelde loonwaarde 54% is; zet het dan gewoon daarop voor een periode van bijvoorbeeld drie jaar. Dat kost je als overheid niets extra’s en maakt capaciteit vrij bij de arbeidsdeskundigen van het UWV die dan voor andere taken kunnen worden ingezet.

Wanneer we deze zaken direct oppakken; verruiming doelgroep, opschonen en inzicht in bestanden en versimpeling van de loonkostensubsidie, vereenvoudigen we de banenafspraak pas echt. Daardoor kunnen meer mensen aan de slag en laat het kabinet zien dat ze het verminderen van regelgeving serieus neemt.’

*Marcel Hielkema is voorzitter van VNO-NCW Midden (foto: Jeroen Poortvliet)