Enige tijd geleden presenteerden VNO-NCW Brabant Zeeland, in samenwerking met ‘Op naar de 100.000 banen’ een zogenaamd 10-puntenplan. In feite een manifest waarin de werkgeversvertegenwoordigers nog eens duidelijk op papier hebben gezet wat zij nodig hebben om (nog) meer en beter invulling te kunnen geven aan de Banenafspraak en een inclusieve arbeidsmarkt in het algemeen.
De strekking is -in mijn woorden- “er gaat al veel goed, maar laten we werken aan wat nog beter kan”. Dat klinkt als een gezond standpunt; schouders eronder en gaan! Maar, het manifest leidde ook tot vragen en kritische opmerkingen vanuit de publieke zijde. Vragen zijn goed, maar ik merkte ook weerstand bij publieke organisaties over de statements uit het manifest.
In de afgelopen jaren hebben met name de gemeenten door de decentralisatie nieuwe taken gekregen. Daarbij hoorde ook het organiseren van goede werkgeversdienstverlening.
Vanaf de aanvang van de Banenafspraak is daarbij de roep van werkgevers dezelfde: regionale, kwalitatief goede dienstverlening en voldoende werkfitte kandidaten transparant in beeld gebracht. In een rapport van de inspectie SZW is eerder aangegeven dat deze werkgeversdienstverlening in een aantal regio’s nog niet voldoende van de grond is gekomen. Mede daarom is door het ministerie het programma Matchen op Werk gestart om regio’s in de gelegenheid te stellen hun dienstverlening op een aantal punten te verbeteren.
Uiteraard vinden we vervelend dat de kwaliteit van de werkgeversdienstverlening nog verbetering behoeft; werkgevers willen invulling geven aan de Banenafspraak, maar kunnen daarbij simpelweg niet om de gemeente heen. Ook wanneer werkgevers gebruik maken van private arbeidsbemiddelaars, komt uiteindelijk de gemeente in beeld voor de toepassing van instrumenten en regelingen.
Wanneer werkgevers geen invulling geven aan de Banenafspraak, volgt een quotum met bijbehorende boetes.
En daar wringt wat mij betreft de schoen; de afhankelijkheid van publieke organisaties in combinatie met een dreigend quotum is onverenigbaar.
Daarom blijven we pleiten voor de regionale, kwalitatief goede dienstverlening en voldoende werkfitte kandidaten transparant in beeld gebracht. Niet omdat we het leuk vinden om naar een ander te wijzen, of om hardwerkende medewerkers van gemeenten en WSP’s een slechte dag te bezorgen. Maar wel omdat we als ‘Op naar de 100.000 banen’ -samen met partners zoals de regionale verenigingen van VNO-NCW en De Normaalste Zaak-, de stem willen zijn van en op willen staan voor de werkgevers, die mee willen doen aan de beweging van inclusie. Samen met de publieke organisaties kunnen we komen tot de gewenste en broodnodige dienstverlening. Ook hier geldt: alleen ga je misschien sneller, maar samen kom je verder!