Het Centraal Planbureau (CPB) heeft een nieuwe langetermijnverkenning gepresenteerd: ‘Kiezen voor later: vier visies voor 2050′. In deze verkenning worden vier scenario’s geschetst en wil het CPB aanzetten tot een debat over de toekomstige ontwikkeling van de economie en de maatschappij. Er wordt ingegaan op vijf thema’: economische ontwikkeling, ruimte & wonen sociale zekerheid, zorg en de arbeidsmarkt.

Het CPB onderscheidt vier verschillende scenario’s (markt, autonoom, duurzaam en samen), waarbij in elk scenario één maatschappijvisie voorop staat. Met de langetermijnverkenning wil het CPB laten zien wat de effecten van consistent beleid kunnen zijn en welke keerzijdes er zijn.

Daarbij wordt de keuze voor meer materiële welvaart (markt) gekoppeld aan meer ongelijkheid en vervuiling en de keuze voor meer solidariteit (samen) aan hogere belastingen en een sneller stijgende pensioenleeftijd. Als er gekozen wordt voor meer aandacht voor natuur en leefbaarheid (duurzaam), volgt daaruit dat veel producten duurder worden en de keuze voor een meer zelfvoorzienende aanpak (autonoom) heeft een amper groeiende economie en sobere sociale voorzieningen tot gevolg.

Arbeidsmarkt
In Nederland (in 2023) werkt circa 72% van de bevolking tussen de 15 en 75 jaar. Deze hoge participatiegraad wordt door het CPB verklaart doordat mensen langer actief zijn op de arbeidsmarkt en deeltijdwerk. Ondanks dat veel mensen deeltijd werken, is de participatiegraad zo hoog dat het aantal uren per inwoner toch hoog uitkomt.

De keuze voor een ‘markt’-benadering leidt volgens het CPB tot groei van het arbeidsaanbod en de arbeidsproductiviteit. Dit kan de tweedeling op de arbeidsmarkt vergroten. ‘Werknemers die goed kunnen werken met de nieuwe technologieën en werkzaam zijn in de meest productieve sectoren zien hun inkomen en werkzekerheid stijgen. Deze werknemers zullen vaker een vast contract krijgen en meer van de extra scholing gebruik kunnen maken. Mensen die zich minder gemakkelijk kunnen aanpassen aan de veranderende arbeidsmarkt en die in minder productieve sectoren werken, zullen hun inkomen en baanzekerheid zien dalen.’

In het autonome scenario staat voorop dat de economie minder afhankelijk is van het buitenland. ‘Dit gaat ten koste van de economische efficiëntie. Productie wordt in Nederland of in Europa uitgevoerd, ook als dat elders goedkoper is. Daardoor blijven bijvoorbeeld de industrie en landbouw een belangrijk onderdeel van de economie. Er zijn minder baanwisselingen nodig, omdat er minder veranderingen in de sectorstructuur zijn. Er wordt meer waarde gehecht aan het vaste contract en het werken daarmee is gemakkelijker omdat er minder arbeidsmarktdynamiek is. Migratie is in dit scenario relatief laag.’

Wordt er gekozen voor een aanpak die het CPB duurzaam noemt, dan draait het arbeidsmarktbeleid om de transitie naar een duurzame economie. Daarnaast wordt in dit scenario ook op de arbeidsmarkt ingezet op gelijke kansen. Beleid zet zich in om
de kloof tussen flexibele en vaste contracten te verkleinen. In dit scenario is de groei van de bevolking en het arbeidsaanbod gematigd’.

Het samen-scenario richt zich op het streven naar een meer egalitaire samenleving. ‘In dit scenario wordt meer ingezet op collectieve voorzieningen. Om dit mogelijk te maken wordt ingezet op een hoge arbeidsparticipatie, door activerend beleid en een hogere AOW-leeftijd. Ook in dit scenario is de groei van de bevolking gematigd, het arbeidsaanbod neemt iets sterker toe.’

Activerend beleid
In het hoofdstuk over sociale zekerheid gaat het CPB specifiek in op de banenafspraak. Het is volgens de onderzoekers de vraag hoeveel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt kunnen worden geactiveerd. Internationaal gezien is de participatie van mensen met een beperking laag en dat wijst op een groot onbenut arbeidspotentieel. Aan de andere kant acht de meerderheid van de mensen die in de bijstand zitten zichzelf niet in staat tot werk.

Nadenkend over de inrichting van het sociale zekerheidstelsel concludeert het CPB dat er afruilen zijn tussen financiële bestaanszekerheid, participatiebevordering, eenvoud en betaalbaarheid van het stelsel.

‘Er bestaan spanningen tussen deze doeleinden waardoor zij niet tegelijkertijd in dezelfde mate kunnen worden bereikt. Zo biedt een uitgebreid stelsel meer bescherming, maar legt dit een groter beslag op de overheidsuitgaven en heeft het een drukkend effect op de arbeidsparticipatie. Demografische en technologische trends kunnen de uitdagingen verscherpen. De samenleving moet steeds weer een keuze maken in welke mate de risico’s worden gedragen door het individu of door de samenleving.’