Bij het Rijk weet men niet hoe groot de groep mensen is die geen of een beperkt arbeidsvermogen heeft zonder recent arbeidsverleden, en hoeveel van hen een uitkering op grond van de Participatiewet of geen uitkering ontvangen.
Vanuit de Kamer was een vraag hiernaar opgekomen naar aanleiding van de kabinetsreactie over de toekomst van het arbeidsongeschiktheidsstelsel. Maar minister Karien van Gennip (SZW) en haar collega Carola Schouten (Participatie) moeten het antwoord hierop schuldig blijven.
Reden hiervan is dat bij de behandeling van een bijstandsaanvraag geen onderscheid wordt gemaakt naar aanvragers die geen of een beperkt arbeidsvermogen hebben. Daardoor is het dus ook niet mogelijk om een accurate inschatting te maken van de omvang van deze groep, schrijven beide ministers aan de Kamer.
Wajong wel
Voor de groep van Wajong-uitkeringsgerechtigden is wél exact bekend hoeveel personen een uitkering ontvangen. In 2023 waren er in het totaal 245.394 lopende Wajong-uitkeringen. Daarvan waren 140.056 uitkeringen voor mensen met ‘duurzaam geen arbeidsvermogen’ en 105.338 uitkeringen voor mensen met ‘niet duurzaam geen arbeidsvermogen’.
Een andere groep mensen die een beroep doet op de Participatiewet bestaat uit mensen die gewerkt hebben in loondienst, arbeidsongeschikt zijn geworden maar vanwege hun restverdiencapaciteit geen WIA-uitkering ontvangen (de 35- minners). Ook zijn er zelfstandigen die bij de gemeenten ondersteuning kunnen ontvangen en mensen die geen uitkering ontvangen vanuit de Participatiewet.
Diverse groep
Zoals bekend heeft de commissie OCTAS, die over de toekomst van het arbeidsongeschiktheidsstelsel adviseerde, geen ‘betaalbare, uitlegbare en uitvoerbare variant’ gevonden voor de grote en uiterst diverse groep mensen binnen de Participatiewet die geen of beperkt arbeidsvermogen heeft. ‘Het zal aan het nieuwe kabinet zijn om keuzes te maken in de beleidsopties die worden uitgewerkt’, aldus beide demissionaire ministers.
Gegevens delen
Vanuit de Kamer kwam ook de vraag welke wettelijke bezwaren er zijn voor gemeenten om gegevens en competenties van mensen die de Participatiewet instromen, al aan de voorkant van hun re-integratietraject te delen met uitzendbureaus en/of werkgevers. Dit op basis van vrijwilligheid en met instemming van de cliënt.
Dat blijkt (nog) niet te mogen. ‘De kans is aanwezig dat mensen in dit soort gevallen de toestemming niet in volledige vrijheid kunnen geven’, schrijven de twee bewindslieden aan de Kamer. Met de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur in het verschiet wordt achter de schermen wel gewerkt aan een wettelijke grondslag om gegevensuitwisseling mogelijk te maken. Waarbij de privacy van betrokkenen beter wordt geborgd én mensen aan werk geholpen worden.
Eén doelgroepenregister
Een andere vraag die vanuit de Kamer opkomt is wat er nodig is om één landelijk doelgroepenregister te maken voor alle mensen die bij verscheidene instanties of overheden geregistreerd staan als kandidaat voor werk of re-integratie.
Het eerste is, volgens de ministers, dat een partij wordt aangewezen als verantwoordelijke voor het register. Daarnaast zal het register gevuld, beheerd en doorontwikkeld moeten worden. Maar er zijn geen principiële wettelijke of privacy technische bezwaren.
Daarbij halen de ministers nogmaals aan dat, als onderdeel van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur, wordt gewerkt aan een wettelijke grondslag die het mogelijk maakt om ‘gepseudonimiseerde gegevens’ van werkzoekenden uit te wisselen met werkgevers. De inwerkingtreding van deze wetswijziging is voorzien voor 1 januari 2026.
Tekst: Klaas Salverda