Aart van der Gaag, boegbeeld en inspirator ‘Op naar de 100.000 banen’ en ‘Op naar de 25.000 banen’, en Mohamed El Mokaddem, de nieuwe voorzitter van Cedris, kwamen in Den Haag bij elkaar. Ze bespraken de toekomst van de inclusieve arbeidsmarkt, de kansen die ze zien en de zorgen die ze hebben. ‘Als er niks gebeurt, moeten gemeenten kiezen tussen een zwembad en sociale werkvoorziening.’

Mohamed el Mokaddem, voorzitter Cedris (Afbeelding: Cedris)

“Wij bieden het kabinet aan om deze regeerperiode 40.000 nieuwe banen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te realiseren”, zegt Mohamed El Mokaddem. De voormalig wethouder en bestuurder van een sociale werkplaats, en tegenwoordig eigenaar van een adviesbureau, is sinds november vorig jaar voorzitter van Cedris, de brancheorganisatie van sociaal ontwikkelbedrijven.

Dit aanbod sluit aan op de manier van kijken van Aart van der Gaag, het boegbeeld van de projecten ‘Op naar de 100.000 banen’ & ‘Op naar de 25.000 banen’. Hij ziet ook zeker mogelijkheden om meer banen voor grotere groepen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te realiseren dan nu het geval is. Dat is dan wel aan een aantal voorwaarden gebonden. “Van loonkostensubsidie tot no-risk-polissen en jobcoaching: het instrumentarium dat in de Banenafspraak is gebruikt, werkt. Maak de toegang ertoe en het gebruik ervan simpeler. Stel het open voor meer mensen en je hebt echt goud in handen om meer mensen aan een baan te helpen.”

‘Goud in handen om meer mensen aan het werk te helpen’

Aart van der Gaag, boegbeeld en inspirator van ‘Op naar de 100.000 banen’ en ‘Op naar de 25.000 banen’ Afbeelding: Evelien Fotografie

Infrastructuur behouden
Omdat de instroom van nieuwe kandidaten achterblijft en de huidige SW-populatie door natuurlijk verloop afneemt, is er steeds minder financiering beschikbaar voor de sociaal ontwikkelbedrijven. Van der Gaag is er van overtuigd dat een gezonde arbeidsmarkt baat heeft bij een plek voor beschut werk en een plek, die mensen als springplank naar de reguliere arbeidsmarkt kunnen gebruiken. “Er is een groep die altijd behoefte zal hebben aan ondersteuning. Andere mensen kunnen een periode van drie, vier maanden nodig hebben om te wennen aan werk. De SW is staande infrastructuur, die moeten we behouden.”

Dat betekent volgens de Cedris-voorman dat het Rijk moet bijleggen. Dit omdat El Mokaddem ziet dat het financieel piept en kraakt bij de gemeenten en er grote tekorten in het sociaal domein zijn. “Gemeenten worden straks gedwongen keuzes te maken tussen voorzieningen als bibliotheken en zwembaden enerzijds en sociale ontwikkelbedrijven anderzijds. We moeten echt voorkomen dat gemeenten voor die keuzes worden gesteld. Het maakt nu al uit in welk postcodegebied je woont of je wel bepaalde ondersteuning krijgt of niet. Het is verschrikkelijk dat er nog zoveel mensen langs de kant staan. Wij kunnen die mensen die een steuntje in de rug nodig hebben, begeleiden naar een baan. Het verliezen van die sociale infrastructuur is funest voor de arbeidsmarktkansen van deze mensen.”

Ruimte in regeerakkoord
Om te voorkomen dat het zover komt, ontwikkelde Cedris de toekomstvisie van de ‘sociaal ontwikkelbedrijven’. Een visie die in goede aarde viel in de Tweede Kamer. Die nam immers met brede steun een motie aan waarin werd gepleit voor een grotere rol voor sociaal ontwikkelbedrijven bij het aan het werk helpen van mensen die langs de kant staan. El Mokaddem wacht met smart op de uitvoering van die motie en is benieuwd naar de invulling van het arbeidsmarktbeleid van de nieuwe regering. “Het regeerakkoord biedt ruimte om goede stappen te zetten. Ik roep SZW op om echt de regie te nemen en te komen tot een agenda voor de arbeidsmarkt. Wat mij betreft samen met alle partijen in de polder, en voorbij institutionele belangen. Daarbij moeten we onszelf allemaal kritisch in de spiegel aankijken. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt staan er nog steeds een miljoen Nederlanders aan de kant.”

‘We moeten kritisch in de spiegel kijken: er staan nog steeds een miljoen Nederlanders aan de kant’

“Voorbij institutionele belangen”, een zin die Van der Gaag uit het hart gegrepen is. Dat geldt ook voor El Mokaddems pleidooi voor meer publiek-private samenwerking bij het naar werk begeleiden van mensen. “Uitzenden is een vak”, zegt Van der Gaag. “En de begeleiding van mensen is weer een heel ander vak. Die twee expertises heb je echt allebei nodig als je mensen duurzaam wilt plaatsen. Investeren in de arbeidsmarkt vraagt de kennis en inzet van zowel publieke als private partijen en natuurlijk ook geld. Maar het is echt een investering. Er komt veel terug, ook in financiële zin. Je bespaart bijvoorbeeld op uitkeringen als mensen aan het werk komen. Maar de maatschappelijke opbrengsten in brede zin zijn natuurlijk ook enorm. Mensen met een baan zijn gelukkiger en gezonder. Daar ben ik al mijn hele leven van overtuigd en dat zie je in allerlei onderzoeken terug.”

Financiering
Naast investeringen en besparingen, wijst Van der Gaag er ook op dat de beschikbare middelen de afgelopen jaren niet altijd even efficiënt zijn ingezet. Geld voor gemeenten dat bedoeld was om de uitvoering van de Banenafspraak te stimuleren, kon naar eigen inzicht worden besteed. Het werd daarom ook gebruikt voor zaken die op het eerste gezicht slechts weinig met de arbeidsmarkt te maken hebben. “Als je het geld aan lantaarnpalen besteedt, komen er geen mensen aan het werk. Dus het oormerken van beschikbare financiën is ook een stap in de goede richting.”

El Mokaddem is het daar mee eens en denkt dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook naar fondsen voor huizenbouw en energietransitie zou moeten kunnen kijken. “We hebben gigantische ambities om meer woningen te bouwen en Nederland te verduurzamen. Dat zijn hele belangrijke ambities, maar die kun je nooit verwezenlijken zonder mankracht. Daarvoor zijn mensen nodig. Dus door een koppeling te maken met de sociale ambitie om voor meer mensen een werkplek te realiseren, sla je heel veel vliegen in een klap.”

Ervaringen Banenafspraak
Bij de ontwikkeling van een inclusieve arbeidsmarkt kan, zo stellen Van der Gaag en El Mokkadem in unisono, veel worden opgestoken van de ervaringen uit de Banenafspraak. El Mokkaddem noemt de Banenafspraak in dit verband een enorm belangrijke stap in de bewustwording rond inclusie. “Het is een campagne, die het onderwerp op de kaart heeft gezet. Ik denk dat bedrijven, maar ook wij, veel geleerd hebben. Ondernemend Nederland heeft zich van zijn goede kant laten zien. Trek de juiste lessen en je hebt het recept om veel meer mensen, die wat ondersteuning nodig hebben, aan het werk te helpen. Dan praat ik dus over inclusie in de volle breedte.”

Waar Van der Gaag pleit voor een forfaitaire loonkostendispensatie van 50%, ziet Cedris meer in een gestaffeld systeem. Maar dat de loonkostenbepaling versimpeld dient te worden, staat niet ter discussie. Zoals Van der Gaag stelt: “Het Breed Offensief is een lappendeken van kleinere maatregelen. Als we de arbeidsmarkt inclusiever willen maken, en dat kan, mogen we ook iets verwachten van het kabinet: regels die het bedrijfsleven helpen en niet hinderen bij het aannemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.”