Hoe kunnen we volwaardige participatie bevorderen die bijdraagt aan persoonlijke en maatschappelijke doelen? Die vraag staat centraal in een essay waarmee het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een nieuw en breder denkkader wil bieden aan iedereen die zich wil inzetten voor participatiebevordering.
‘Meedoen aan de samenleving kan bijdragen aan het geluk van mensen. Zo zijn mensen die werken doorgaans gelukkiger dan mensen die geen werk hebben. Mensen die weinig participeren zijn vaak minder gelukkig dan mensen die dat meer doen’, luiden de algemene gedachte en ervaring. Maar soms gaat meedoen juist ten koste van geluk, bijvoorbeeld als iemand te veel uren werken combineert met te veel uren mantelzorg. Participatie en geluk kunnen elkaar dus versterken en verzwakken.

Meer dan onderwijs en arbeid

Het coalitieakkoord van kabinet Rutte-IV stelt dat Nederland een land moet zijn waarin ‘alle inwoners naar vermogen mee kunnen doen’. De aandacht is echter vooral gericht op onderwijs en de arbeidsmarkt, terwijl participatie zoveel breder is dan dat, schrijven SCP-medewerkers Crétien van Campen en Martin Olsthoorn.

Zij maken onderscheid tussen wat zingevend is voor burgers en wat zinvol is volgens de overheid. ‘Een beleidsmedewerker op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid legt de nadruk op werk als zinvolle vorm van participatie. Vraag een willekeurige burger wat zijn leven zin geeft, en je krijgt wellicht een heel ander antwoord.’

Kansen en vrijheid

Volwaardige participatie wordt gedefinieerd als ‘de kansen en de vrijheid die een persoon krijgt om zijn wensen en talenten te ontwikkelen’. Dat betekent bijvoorbeeld dat overheden niet alleen barrières om nu te participeren moeten wegnemen, maar ook moeten investeren in de persoonlijke ontwikkeling in verschillende levensfasen.

In het essay wordt gekeken naar:

  • leren en zorgen in de jeugdfase
  • werken, leren en zorgen in de volwassen fase
  • en actief meedoen in het sociale en culturele leven in de oudere fase.

Burgerperspectief

Op elk van deze fasen is een vierslaganalyse mogelijk: wat kunnen, mogen, willen en/of moeten mensen? Dat helpt vooral om het burgerperspectief in beleid te hanteren. En het maakt volgens de auteurs vanzelf duidelijk dat wat mensen ‘kunnen, mogen, moeten en willen’, zich niet beperkt tot één beleidssector, maar zich beweegt over meerdere domeinen in hun dagelijkse leven.

Bij het nadenken over of kinderen al dan niet meekomen in het onderwijs, volstaat het bijvoorbeeld niet om te kijken naar de kwaliteit van het onderwijs. Daarbij kunnen ook heel andere dingen (bijvoorbeeld geldstress van ouders, mantelzorgverplichtingen van het kind zelf, de ruimte om te spelen) een rol spelen.

Arbeidsparticipatie

Werkenden zullen volgens de twee essayisten veel meer moeten gaan combineren. Er is naar hun oordeel een sterke normatieve, financiële en/of beleidsmatige druk om te werken en te zorgen voor naasten en kinderen. Dat levert naast lasten en kosten ook lusten en baten. Iemand die zich ontwikkelt, kan op het werk productiever zijn. En iemand die betaald werk met zorg combineert, kan uit beide activiteiten plezier en zingeving halen en bijvoorbeeld een zware mantelzorgtaak beter volhouden doordat het werk afleiding biedt.

In de context van ‘combinatievraagstukken’ wordt autonomie en zeggenschap over werktijden sterk gewaardeerd. Zorgvragen van kinderen en naasten beperken zich immers lang niet altijd tot de avonduren, dus de vrijheid om een paar uur van de werkvloer te verdwijnen en dit later in te halen, kan enorm helpen.

Werken met een arbeidshandicap

De tweeslag van ‘moeten’ en ‘kunnen’ lijkt meestal wel sectoraal geborgd in beleid. Werken met een arbeidshandicap is bij uitstek een voorbeeld hiervan. Maar de vierslag bij het combineren van participatievormen zien de SCP-auteurs zelden terug in beleid. Terwijl burgers meer rollen vervullen en meer participatievormen combineren in het dagelijks leven. Dat vraagt volgens hen een bredere en meer integrale doordenking van beleidsmaatregelen. En dan met name vanuit wat burgers doen.

Download hier het essay

Tekst: Klaas Salverda