Funderend onderwijs:
‘Je kunt niet zeggen: doet u mij er maandag maar twee…’

‘Wij kennen de mensen met een beperking’, zeggen Paul Rosenmöller en Rinda den Besten. ‘In onze beide sectoren heb je leerlingen in het speciaal voortgezet onderwijs en in het praktijkonderwijs. Bij hen ligt misschien wel onze beste inspiratiebron. Want zij vormen nu al de doelgroep van later.’

Elke maand belichten we één van de overheids- en onderwijssectoren in het bijzonder door in gesprek met een bestuurder en/of coördinator naar de taak en wijze van uitvoering in het geheel te kijken. Deze maand de ook op dit vlak samenwerkende sectoren primair en voortgezet onderwijs, bij elkaar het funderend onderwijs.

*Foto Rinda den Besten: Katja Mali fotografie

De gesprekspartners zijn voorzitters van respectievelijk de PO-Raad en de VO-raad, de koepelorganisaties voor het basis- en voortgezet onderwijs. Met ruwweg 4.000 en ruim 2.500 extra banen in 2025 vertegenwoordigen zij de grootste sectoren van de onderwijs-en overheidssectoren voor het nakomen van de banenafspraak.

Samen optrekken

Beide sectoren en raden dichten zich een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid toe, ook in de sfeer van inclusief werkgeverschap. Net als op thema’s als de ‘Gezonde school’ trekt het funderend onderwijs ook op het vlak van de banenafspraak gezamenlijk op. Rinda den Besten: ‘We zijn natuurlijk verschillend en in het basisonderwijs is de schaal een stuk kleiner dan in het voortgezet onderwijs. Maar regionaal – met gemeenten, UWV en Werkgeversservicepunten – is het meest effectief als je primair en voortgezet onderwijs in één keer meepakt.’

Paul Rosenmöller beaamt dat helemaal en vult aan: ‘Er valt over en weer ook nogal wat te leren. Als het een eenvoudige uitdaging was geweest zou de noodzaak misschien iets minder zijn geweest, maar de banenafspraak is voor ons beide complex en ingewikkeld.’

Prioriteit?

De afspraak is een gegeven. Daar willen beide voorzitters niet aan afdoen. Wat voor prioriteit heeft de banenafspraak in elk van hun sectoren? Momenteel gedwongen minder, zo blijkt.

Rosenmöller: ‘Door de uitbraak van corona is de banenafspraak sinds dit voorjaar onder druk komen te staan. De mentale ruimte bij schoolleiders is heel erg gericht op het primaire proces. Elke schoolleiding heeft de handen vol om het onderwijs draaiende te houden.’ Op de tegenwerping dat in andere sectoren corona juist als een kans wordt opgepakt – met anderhalve meter coaches, meer surveillanten en extra schoonmaak – zegt hij: ‘Het verhaal heeft twee kanten.’

Dat merkt Rinda den Besten ook: ‘De bestuurskantoren zijn dicht en de scholen staan dan weer voor dichte en dan weer voor open gebouwen. De Pabo-stages kosten al de grootste moeite. En laten we wel wezen, veel mensen uit de banenafspraak hebben regelmaat, aandacht en begeleiding nodig die we momenteel moeilijk kunnen bieden.’

Complexe opdracht

Het voorbije jaar toont in elk geval minder toename van banen dan beide sectoren voor ogen stond. Intussen gaat de informatievoorziening richting HR-functionarissen, schoolbesturen en het inspireren met goede voorbeelden wel zoveel mogelijk door. Net zoals het project Baanbrekers, waar besturen gebruik van kunnen maken.

‘We trekken en sleuren, maar de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat de banenafspraak geen gemakkelijk thema is’, vat Rosenmöller uiteindelijk samen. Simpelweg omdat in het onderwijs 80 procent voor de klas staat en 20 procent ondersteunend personeel is. Bij die laatste categorie liggen weliswaar de meeste kansen, maar het is wel een minderheid. Dat is geen rechtvaardiging maar wel een verklaring voor de complexiteit, aldus Rosenmöller. En dan nog, het zijn wel de scholen die het moeten doen.

In het sterk gedecentraliseerde onderwijs met zelfstandige besturen hebben de onderwijskoepels niet de macht om scholen mensen te laten aannemen. Dat laat onverlet dat scholen als publiek gefinancierde instellingen allemaal een maatschappelijke opdracht hebben die verder reikt dan het alleen maar het geven van les.

In datzelfde verband wijst Rinda den Besten erop dat de leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs ‘onze eigen leerlingen’ zijn. Zo concreet en dichtbij ligt de verantwoordelijkheid van scholen. Rosenmöller: ‘We hebben het heel vaak in het onderwijs over kansengelijkheid voor leerlingen. Wij willen dat leerlingen met een beperking meer naar het reguliere onderwijs gaan. Maar hier gaat het ook om gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor mensen die geen gelijke kansen hebben.’

Kansengelijkheid

Op zich zijn de banenafspraak en de inclusieve samenleving goed verankerd in de verenigingsagenda, vindt hij: ‘We besteden er graag aandacht aan en zoeken voortdurend naar creatieve invalshoeken die gericht zijn op effectiviteit. Maar als funderend onderwijs moeten we toch nog proberen meer banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.’

Rinda den Besten: ‘In het begin draaide het vooral om de duidelijkheid van wet- en regelgeving. De laatste tijd zitten we sterk op goede voorbeelden die laten zien hoe je de banenafspraak gestalte kunt geven. Maar het is heel vaak ook een matchingsverhaal. Je kunt niet zeggen: doet u mij er maandag maar twee…’

In het kader van goede voorbeelden noemt zij de Nutsbasisschool Teteringen in Breda. Jaap Appeldoorn is de conciërge en hij heeft een arbeidsbeperking, al zal dit velen niet eens echt opvallen. “Jaap doet zijn werk heel goed en is voor het schoolteam, de ouders en de kinderen een vertrouwd gezicht”, aldus directeur Tom Pellis. Volgens hem ligt het geheim van het succesvol inzetten van mensen met een arbeidsbeperking in het opbouwen van een band met de ander. “Neem de tijd, investeer in de relatie zodat je weet wat iemand beweegt en waar iemands kracht ligt.

Beste aanpak?

Hebben ze de afgelopen jaren geleerd wat de ‘beste’ aanpak is? Rosenmöller noemt nogmaals het gezamenlijke project Baanbrekers en concludeert dat het uiteindelijk allemaal maatwerk is: ‘Om resultaat te boeken moet je je echt verdiepen in de verscheidenheid die er is aan werkgevers en scholen en schoolbesturen, zodat scholen op maat geadviseerd kunnen worden bij het vervullen van een vacature. Daar ligt ook de kracht van Baanbrekers.’

Volgens Rinda den Besten is het ook een kwestie van ‘frapper toujours’ om bestuurlijke aandacht te krijgen en vast te houden, al verheelt ze niet dat ze niet tevreden is over de opbrengst tot nu toe: ‘Het is duidelijk een kwestie van lange adem. Die we moeten zien vol te houden. Net zolang totdat het overal normaal is dat deze ‘doelgroep’ een plek heeft.’

Rosenmöller: ‘Wat mij daarbij inspireert is wanneer je het dichtbij huis zoekt. Wij kennen de mensen met een beperking. In onze beide sectoren heb je leerlingen in het speciaal onderwijs en in het praktijkonderwijs. Bij hen ligt misschien wel onze beste inspiratiebron. Want zij vormen nu al de doelgroep van later.’

Een mooi voorbeeld hiervan vindt hij de Praktijkschool Breda, met Jaap Oomen als directeur. Hij wil zijn leerlingen zo kansrijk mogelijk het werkende leven in laten gaan: “We leren deze jongeren vaardigheden om hun cv te verrijken en daarmee hun arbeidsmarktwaarde te verhogen.”

Tekst: Klaas Salverda