Hoe kan de werkcapaciteit van mensen met beperkte werkcapaciteit in relatie tot hun werkresultaten worden gemeten, en hoe kan hun ontwikkeling tijdens werk gemonitord worden?
Dat was de centrale onderzoeksvraag in het proefschrift waarop Gemma van Ruitenbeek, managing director van Het Centrum Inclusieve Arbeidsorganisatie (CIAO), aan de Universiteit Maastricht is gepromoveerd. Zij onderzocht daarbij of de Maastrichtse Werkcapaciteit Monitor, een valide middel is. Dit blijkt op basis van dit onderzoek inderdaad valide te zijn.
Banenafspraak
Van Ruitenbeek definieert mensen met beperkte werkcapaciteit als een heel ‘diverse groep mensen met een grote verscheidenheid aan vaardigheden en competenties, die op de huidige arbeidsmarkt zonder ondersteuning geen betaald werk kunnen vinden en behouden dat past bij hun capaciteiten’. In haar dissertatie gaat het om mensen voor wie de Participatiewet geldt en waarbij voor een groot gedeelte de Banenafspraak van toepassing is.
Beperkte werkcapaciteit is geen eigenschap of kenmerk van een individu, vindt Van Ruitenbeek, maar moet beschouwd worden ‘in relatie tot contextuele factoren die niet passen bij de capaciteiten van de persoon’. Oftewel: een handicap ontstaat pas in interactie met een niet-passende omgeving.
Going beyond inclusion
Van Ruitenbeek wil zelfs verder gaan dan includeren. Zij wil duidelijk ook een bijdrage leveren om mensen met beperkte werkcapaciteit in staat te stellen om duurzaam en naar eigen vermogen bij te dragen aan de samenleving. Dus ‘going beyond inclusion’, zoals de titel van haar proefschrift aangeeft.
Een methodische aanpak gericht op het verbeteren van werkprestaties van mensen met beperkte werkcapaciteit is volgens haar cruciaal, omdat het voldoen aan prestatienormen een belangrijke vereiste is voor contractverlenging en dus de duurzaamheid van het contract.
Hiaat in instrumenten
Tot op heden ontbraken daarvoor valide instrumenten. Het proefschrift beoogt dit hiaat op te vullen, zodat professionals in het vakgebied van arbeidsrehabilitatie gebruik kunnen maken van dat nodige instrument.
Er zijn verschillende meetinstrumenten geselecteerd waarvan wordt verondersteld dat zij werkresultaat (bijvoorbeeld werkprestaties) voorspellen. Zoals mentale capaciteit, conscientieusheid, zelfeffectiviteit en coping.
Mentale capaciteit (of cognitief functioneren) en werkgedrag worden in de literatuur beschouwd als sleutelfactoren voor succes in betaald werk. Daarom is de ontwikkeling van deze aspecten bij mensen met beperkte werkcapaciteit onderzocht terwijl ze aan het werk waren. Daarbij worden ‘acceptatie’ en ’ondersteuning’ beschouwd als contextuele factoren die de ontwikkeling van onze doelgroep kunnen beïnvloeden.
Aansluiting bij capaciteit
Het proefschrift laat zien dat mensen met behulp van het nieuwe instrument geïncludeerd kunnen worden in werk dat aansluit bij hun werkcapaciteit, en dat zij in staat zijn hun werkcapaciteiten te ontwikkelen in een stimulerende werkomgeving. Daarmee wordt volgens haar tegemoetgekomen aan de natuurlijke ontwikkelingsneiging van elk individu en wordt de weg vrijgemaakt voor duurzame inzetbaarheid van mensen met beperkte werkcapaciteit.
Tekst: Klaas Salverda
Dit artikel is gebaseerd op de samenvatting van het proefschrift, pag. 133 t/m 139