Jurgen Nobel, de staatssecretaris van SZW, heeft zoals eerder dit jaar beloofd, een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin hij de toekomst van de banenafspraak bespreekt. ‘Een substantiële uitbreiding van de doelgroep ligt het meest voor de hand.’

Staatssecretaris Nobel (Foto Martijn Beekman / Rijksoverheid)
In zijn brief stelt Nobel een aantal uitgangspunten voor de langetermijnvisie vast en benoemt een aantal keuzes, die nog gemaakt moeten worden. Tot de uitgangspunten voor de langetermijnvisie van de banenafspraak behoren:
• De ondersteuningsbehoefte van mensen met een arbeidsbeperking hoort centraal te staan.
• Ondersteuning moet gericht zijn op het benutten van de kwaliteiten, vaardigheden en ontwikkelpotentieel van mensen met een beperking. Dat vraagt ook dat zoveel mogelijk mensen in beeld zijn op basis van talenten en vaardigheden. Alleen dan kunnen we het potentieel van deze mensen goed aanboren.
• Voor werkgevers moet het vanzelfsprekend zijn om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.
• Duurzaamheid van werk is een belangrijk uitgangspunt.
• Instrumenten en voorzieningen zijn op een transparante, eenvoudige en eenduidige manier beschikbaar. Dat vraagt tevens om verdere harmonisatie van reeds beschikbare instrumenten.
Ook stelt de staatssecretaris te streven naar vereenvoudiging: ‘Zowel voor de doelgroep en werkgevers, als voor de uitvoering. Dat kan op gespannen voet staan met het uitgangspunt dat de ondersteuningsbehoefte centraal staat.’
Verder wil Nobel dat de banenafspraak financieel bestendig is. ‘Dat geldt voor de directe kosten en baten, maar ook voor de indirecte als de uitvoeringskosten bij UWV en gemeenten. Daarbij hebben we ook aandacht voor de bredere baten van werk voor de maatschappij, rekening houdend met het feit dat deze baten niet of beperkt meegewogen kunnen worden binnen de huidige begrotingssystematiek.’
Keuzes
Op drie fundamentele onderwerpen zijn er volgens Nobel in ieder geval nog keuzes te maken: de afbakening van de doelgroep, de precieze doelstelling van de banenafspraak en de wijze waarop werkgevers gemotiveerd worden.
Over de afbakening van de doelgroep schrijft de staatssecretaris dat er redenen zijn om de doelgroep banenafspraak te verruimen, maar dat daar anderzijds ook risico’s aanzitten.
Als redenen voor verruiming noemt Nobel onder andere dat mensen met een arbeidsbeperking die nu niet in het doelgroepregister zitten, concurreren met mensen die dat wel doen en mensen zonder arbeidsbeperking. Ook maakt de huidige definitief de ‘banenafspraak complex en leidt ertoe dat mensen tussen wal en schip terecht kunnen komen. Wanneer mensen vallen onder de banenafspraak en meetellen voor de realisatie van de banenafspraak, kan dit voor werkgevers een extra stimulans zijn om hen in dienst te nemen en te houden.’
Tot de risico’s van een verruiming rekent de staatssecretaris onderlinge verdringing en mogelijk verminderde doelmatigheid van de beschikbare instrumenten. Daarnaast kan het verruimen van de doelgroep leiden tot hogere kosten ‘omdat een groter aantal mensen in beeld moet worden gebracht en naar behoefte ondersteund moet worden naar en bij werk.’
Nobel wil toe naar een banenafspraak die vooral uitgaat van de ondersteuningsbehoefte van mensen. ‘Dat maakt dat, als we de huidige criteria loslaten, een substantiële uitbreiding van de doelgroep het meest voor de hand ligt. Het toevoegen van hele specifieke doelgroepen zou namelijk alleen maar tot meer complexiteit en grensgevallen leiden.’
Dat brengt de staatssecretaris tot drie – elkaar uitsluitende – beleidsopties, die hij uit wil gaan werken:
1. De huidige banenafspraak blijft in stand, mogelijk kunnen instrumenten zoals de no-riskpolis breder worden ingezet.
2. De banenafspraak geldt voor iedereen binnen de beroepsbevolking met een beperking, die aantoonbaar ondersteuning nodig heeft bij het vinden en behouden van werk bij een reguliere werkgever.
3. De banenafspraak geldt voor iedereen binnen de beroepsbevolking met een beperking.
Doelstelling banenafspraak
Als het gaat om de doelstelling van de banenafspraak werkt Nobel twee beleidsopties, die elkaar niet uitsluiten, verder uit:
1. Een doelstelling van een concreet aantal banen voor mensen uit de doelgroep die werkgevers moeten realiseren. ‘Als we de doelgroep van de banenafspraak aan de voorkant verruimen, dient ook de doelstelling hoger te worden.’
2. Nadere afspraken voor gemeenten en UWV voor hun bijdrage aan het realiseren van de banenafspraak. (…) Bijvoorbeeld afspraken om meer mensen in beeld te brengen.
Motivatie werkgevers
Er zijn volgens de staatssecretaris verschillende manieren waarop werkgevers gemotiveerd kunnen worden om banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking. ‘Allereerst kan dat met positieve ingrepen. De huidige instrumenten van de banenafspraak zijn daar een voorbeeld van. (…) Varianten hierop zijn denkbaar, bijvoorbeeld een financiële beloning voor werkgevers die mensen uit de doelgroep een vast contract aanbieden.’
Als alternatieve optie noemt Nobel het inzetten van een negatieve (financiële) prikkel als een quotumregeling. Die heeft volgens de staatssecretaris zowel voor- als nadelen. Rond een quotum zal worden gekeken naar een aangepaste bonus-malusregeling voor werkgevers: ‘waarbij een heffing geldt voor werkgevers die het quotum niet halen en een bonus voor werkgevers die veel banen realiseren.’
Ook wordt de optie uitgewerkt om een quotum in te stellen voor UWV en gemeenten, bijvoorbeeld voor ‘het beter in beeld brengen van mensen of voor het plaatsen van mensen bij werkgevers, met nader te bepalen consequenties bij het niet behalen van de doelstelling.’
De staatssecretaris wil de komende periode zijn plannen verder uitwerken en verwacht de Tweede Kamer begin volgend jaar verder te informeren.