Wie is Adam Smith? Veel mensen zullen het juiste antwoord geven: een beroemd econoom uit het verleden. Smith legde met zijn werk, vooral het boek “The Wealth of Nations”, 240 jaar geleden geschreven, het fundament voor ons economisch bestel. De theorie was: als alle mensen nu zo hard mogelijk hun eigen belangen nastreven, en datgene doen waarin ze het beste zijn, dan gaat er een “onzichtbare hand” aan het werk en bereiken we “the greatest good for all”. Een middel tot een doel: als we het zo doen, worden we er met z’n allen beter van.
In de latere geschiedenis is Smith behoorlijk misverstaan. Het middel werd een doel, met alle gevolgen van dien. De welvaart steeg, dat wel, maar steeds meer mensen werden afgeschreven, waarbij ze eerst door de charitas werden opgenomen, voor zover mogelijk, en in onze tijd door de verzorgingsstaat. We legitimeren het afboeken van mensen met termen als “doelgroepen”, “mensen met een beperking”, of met “afstand tot de arbeidsmarkt”. Niet dat deze mensen niets kunnen of willen – integendeel. Maar voor deze groep, in Nederland momenteel tien procent van de gehele bevolking, – is geen plaats in het arbeidsbestel.
Langs de zijlijn staan heeft een grote impact
De perverse situatie is dat we een slordige 34 miljard uitgeven aan uitkeringen voor mensen die vervolgens alleen maar ongezonder en zieker worden, doordat zij niet kunnen meedoen, en die door de sociale zekerheid volledig worden geïmmobiliseerd. Als je geen werk hebt, mag je niks doen, want je moet beschikbaar zijn voor dat werk. En dat langs de zijlijn staan heeft uiteraard ook grote impact op de kinderen en familie van de mensen die het betreft.
Smith zou, schat ik in, met verbazing naar onze huidige samenleving hebben gekeken. Voor The Wealth of Nations schreef hij namelijk een ander boek, met de titel The Theory of Moral Sentiments, dat hij zelf belangrijker vond. Dat boek stelt dat de menselijke moraliteit afhangt van de sympathie tussen het individu en de andere leden van de samenleving. Sympathiseren doe je met eigen belangen, maar ook met die van anderen. Beide vormen zijn essentieel en evenzeer noodzakelijk.
Willen we de beperkingen van de goedbedoelde Participatiewet overstijgen, en de muren slechten voor de enorme groep mensen die nu nog steeds geen kans krijgt, dan moeten we niet minder dan ons economisch bestel “resetten”. Door ook het eerste boek van grondlegger Smith ter harte te nemen. Dat wordt hoog tijd, en scheelt ook nog eens een crisisje op zijn tijd. Dat vraagt wel om het uitsteken van zichtbare handen, van werkgevers en instanties, maar ook van de mensen waar het omgaat. We hebben het bijna 250 jaar niet goed begrepen, slechts één boek gelezen. Onze boekhouding klopt niet – verlies en winst worden te beperkt beschouwd. Laten we nu ons lesje leren.
Ton Wilthagen, hoogleraar Arbeidsmarkt, Tilburg University