“Welke woorden kan ik beter wel of niet gebruiken als het gaat over mensen met een handicap? Of moet ik eigenlijk mensen met een beperking zeggen?” Deze vraag wordt mij regelmatig gesteld in trainingen die ik over handicap en inclusie geef.
Als een bedrijf of organisatie aan de slag gaat met inclusieve werving en selectie, dan is handicap-inclusief taalgebruik één van de eerste zaken om aan te pakken. Het is niet alleen relevant voor vacatureteksten, het gaat veel verder: Welke termen gebruik je in het gesprek met kandidaten? Welke woorden gebruik je in je beleidsstukken en in je communicatie richting klanten en burgers?

Een paar praktische tips :

  • Zet de mens voorop. Noem eerst de persoon, dan pas de beperking. Gebruik ‘gehandicapten” dus niet als zelfstandig naamwoord, maar gebruik de term mensen met een handicap, of iemand met een beperking.
  • Identiteit voorop. Maar er zijn ook uitzonderingen op deze regel! Een grote groep mensen die doof zijn, zien dit niet als een beperking of aandoening, maar als culturele identiteit. Gebarentaal is een officieel erkende taal met bijbehorende cultuur. Zij gebruiken de term Doof/ Doven (met een hoofdletter) om hun identiteit te benadrukken. Er zijn ook mensen met autisme die zichzelf liever autist noemen in plaats van iemand met autisme.
  • Vraag! Gebruik de termen die mensen met een beperking zelf het liefst gebruiken. Dus kijk, luister en vraag, want het kan per persoon verschillen.
  • Vermijd termen waarin minderwaardigheid in doorklinkt: denk aan woorden als invalide, mindervalide of de afkorting MiVa.
  • Gebruik geen slachtoffer termen zoals rolstoelgebonden of iemand lijdt aan epilepsie. Zeg gewoon dat iemand epilepsie heeft of dat iemand een rolstoelgebruiker is.
  • Gebruik geen verhullende woorden zoals mensen met mogelijkheden, of mensen uitdagingen. Deze termen klinken heel vriendelijk, maar dragen niet bij aan gelijkwaardigheid.
  • Vermijd validistisch taalgebruik. Dit gaat over uitdrukkingen die we vaak ondoordacht gebruiken, maar kwetsend zijn en een negatief beeld over mensen met een beperking in stand houden. Zoals de uitdrukking: “Daar moet je niet spastisch over doen.” Of iets een ‘’idioot idee” noemen.
  • Mensen mét en zonder beperking: als je het hebt over mensen zonder een beperking, gebruik dan niet de term gezond of normaal, want dat impliceert dat mensen met een beperking abnormaal of ziek zouden zijn.
  • Handicap of beperking? In Nederland worden deze termen vaak als synoniemen gebruikt, maar het is goed om te weten dat er wel een verschil in betekenis is. Volgens het VN verdrag Handicap: is handicap de wisselwerking tussen langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen en de drempels in de maatschappij. Beperking verwijst dus naar de aandoening/ chronische ziekte die een persoon heeft, terwijl handicap ook over de drempels in de maatschappij gaat. Binnen de Nederlandse beweging van mensen met een handicap gebruikt de één liever de term mensen met een handicap, terwijl de ander voorkeur heeft voor de term mensen met een beperking gebruikt. Kortom, het mag dus allebei.

Tot slot een kleine kritische noot over de term arbeidsbeperking. Het is goed om te beseffen dat dit slechts een administratief label is. Ik moet de eerste persoon met een beperking of chronische ziekte nog tegenkomen die echt blij wordt van die benaming. Misschien moeten we het wel hebben over een “arbeidsmarkt met een beperking”? Want is het de beperking of chronische ziekte die het vinden van een baan moeilijk maakt, of zijn het de drempels in onze maatschappij?

*Paulien Bruijn is zelfstandig inclusie adviseur en oprichter van Into Inclusion. Zij geeft wereldwijd training over inclusie van mensen met een handicap. Verder lezen? In dit artikel Handicap-inclusief taalgebruik, hoe doe je dat? gaat Bruijn nog dieper in op de bovenbeschreven materie.